The English Department
Toekomendetijd -- Future tense
De toekomende tijd gebruik je om over de toekomst te praten en kun je vormen door to be going to, will, de present continuous of de present simple te gebruiken:
To be going to
Gebruik: De vorm to be going to gebruik je om aan te geven wat je van plan bent, of wat vast wel zal gebeuren (een voorspelling).
Vorm: Een vorm van het werkwoord to be + going to + de 1ste vorm van een werkwoord.
Voorbeelden:I am going to do my homework tonight.
(Dat ben ik van plan, het zal dus ook vast wel gebeuren)
Look at those clouds! I think it is going to rain.
(Ik voorspel dat het gaat regenen, de wolken zijn het bewijs)
Will & Won’t
Gebruik: Will word gebruikt om aan te geven dat iets nog gaat gebeuren. Won’t wordt gebruikt om aan te geven dat iets niet gaat gebeuren. Beide zijn dus voorspellingen.
Vorm: Will/Won’t + 1ste vorm van een werkwoord.
Voorbeelden:I will go to Africa someday. Ooit zal ik naar afrika gaan.
In 10 years we will / won’t be in war. Over 10 jaar zullen we (niet) in oorlog zijn.
Present continuous
Gebruik: Wanneer iets in de nabije toekomst zal plaatsvinden. Het gaat dan om dingen die afgesproken zijn (bijvoorbeeld een afspraakje, een concert of een verjaardag).
Vorm: Een vorm van het werkwoord to be + een werkwoord met –ing.
Voorbeelden:Later on I’m seeing Bill. --- Straks heb ik een afspraak met Bill.
Tom is taking Wendy out for dinner tonight. ---- Tom neemt Wendy vanavond mee uit eten.
Present Simple
Gebruik: Wanneer iets gaat gebeuren volgens een vast schema (bijvoorbeeld aankomst- & vertrektijden, openings- & sluitingstijden en begin- & eindtijden).
Vorm: Hele werkwoord + -s (bij he, she & it)
Voorbeelden
My bus arrives at 5.05. Mijn bus arriveert om 5.05.
Our train leaves at 6 O’clock. Onze trein vertrekt om 6 uur.